Wat is suikerziekte of diabetes mellitus bij de kat?
Na een maaltijd zal door vertering van koolhydraten het suikergehalte of de glucosespiegel in het bloed stijgen. Suiker of glucose is belangrijk als bouwsteen en als brandstof in het lichaam. Het hormoon insuline, gemaakt in de alvleesklier, is nodig voor de opname van dit suiker uit het bloed naar de lichaamscellen van weefsels en organen. Insuline zorgt er ook voor dat het bloedglucosegehalte binnen nauwe grenzen blijft. Als er te weinig insuline is of als de insuline niet genoeg zijn werk kan doen, stijgt de suikerspiegel in het bloed en daalt het suikergehalte in weefsels en organen. Een te hoog bloedglucosegehalte veroorzaakt suikerziekte bij de kat, ook wel diabetes mellitus genoemd.
Soorten suikerziekte
Er zijn twee soorten suikerziekte: type 1 en type 2. Bij type 1 worden cellen van de alvleesklier door het lichaam vernietigd waardoor er geen of weinig insuline wordt geproduceerd. Bij type 2 is er insulineresistentie, dit is een verminderde gevoeligheid voor insuline van de lichaamscellen. Suikerziekte van het type 2 komt het meest frequent voor bij katten. Voorbeelden van factoren die katten gevoeliger maken voor type 2 diabetes zijn overgewicht, weinig beweging en te veel aan bijnierschorshormonen.
Wat zijn de symptomen van suikerziekte?
- Veel drinken en veel plassen. Het glucosegehalte in het bloed zal de nierdrempel overschrijden. Hierdoor zal suiker in de urine komen, wat meer vocht aantrekt in de urine en de kat dus meer zal gaan plassen. Om niet uit te drogen zal de kat ook meer gaan drinken.
- Veel eten maar toch vermageren, doordat het lichaam de suiker niet kan gebruiken voor verbranding en dus overschakelt naar vetverbranding. Als de kat erg ziek wordt kan de eetlust beginnen verminderen.
- Een slecht verzorgde vacht (doffe vacht, uiteenstaande haren)
- Lusteloosheid
- Zwakte
Hoe wordt suikerziekte gediagnosticeerd?
Een vermoeden van suikerziekte wordt verkregen aan de hand van de symptomen. Een definitieve diagnose kan enkel gesteld worden door een te hoog fructosaminegehalte in het bloed bij bloedanalyse samen met glucose in de urine bij urineonderzoek. Een te hoog bloedglucose is bij katten niet betrouwbaar. Dit komt omdat deze waarde kan stijgen door stress, daarom wordt fructosamine in het bloed gemeten. Een verhoogd fructosamine wijst op een te hoog glucosegehalte in het bloed in de afgelopen 2-3 weken en dus suikerziekte.
Hoe wordt suikerziekte bij de kat behandeld?
Belangrijk in de behandeling van suikerziekte is dat er een regelmaat in het leven van de kat komt. Zo zal de kat tweemaal daags op vaste tijdstippen insuline ingespoten moeten krijgen. Dit zal aan de eigenaar aangeleerd worden. De insuline zal ervoor zorgen dat de glucose in het bloed naar de lichaamscellen van weefsels en organen gaat. De hoeveelheid insuline is afgestemd op de hoeveelheid glucose die de kat per dag nodig heeft. Het is dus belangrijk de kat op regelmatige basis te voeden en met een zo´n constant mogelijke samenstelling. Er bestaan aangepaste diëten voor katten met suikerziekte. Dit dieet is koolhydraatarm en vezelrijk. Ook predisponerende factoren moeten aangepakt worden, zo zullen bijvoorbeeld katten met overgewicht gewicht moeten verliezen.
Een belangrijke complicatie in de behandeling is een te laag bloedglucosegehalte, oftewel hypoglycemie. Dit komt niet vaak voor, maar het is wel belangrijk om de symptomen te herkennen:
- Katten kunnen oftewel onrustig worden, oftewel heel kalm
- Trillen, vreemde bewegingen maken
- In een diepe slaap komen waaruit de kat moeilijk of niet wakker te maken is
Deze symptomen ontstaan meestal 2-4 uur na insulinetoediening. Wanneer een kat in hypoglycemie gaat is het belangrijk de kat te proberen voeden. Als de kat niet meer eet, moet er zo snel mogelijk glucose (bijv. druivensuiker of honing) in de wang, op en onder de tong en op het mondslijmvlies worden gesmeerd. Bij verbetering moet direct een maaltijd aangeboden worden. Als de kat niet direct verbetert, moet de dierenarts direct gecontacteerd worden.
Bron: Wellopet